Sinds de oprichting van De Meander in 1985 vliegen er bijenvolken rond, en is er uitgebreide aandacht voor de huisvesting en voedselvoorziening van hommels, vlinders, en ander insectengespuis – hoe diverser hoe beter!
Bijen, hommels, vlinders en ontelbaar ander insectengespuis zijn onmisbaar in de land- en tuinbouw en in het landschap. Bovendien is het belang van bijen vele keren groter dan de opbrengst aan honing en was, zelfs groter dan de bestuiving van gewassen. De bijen – als vertegenwoordigers van de insectenwereld- zijn een ultieme indicator voor een al dan niet gezond levenskrachtig landschap. Net zo als de aanwezigheid van de das een bepaalde indicator is voor een vitaal landschap. Een landschap- en de daarin aanwezige land- en tuinbouw- zou zoveel vitaliteit en diversiteit aan gewassen moeten hebben dat de bij daarin het hele jaar door een ruim voedselaanbod vindt en ook op eigen honing de winter door kan komen. Lukt het de bijen om dit voor elkaar te krijgen dan lukt het de andere insecten- die we niet in korven of kasten houden- in hun kielzog ook. De bijen zijn ware ‘seismografen’ van de natuur: wanneer het de bijen slecht gaat, gaat het met de natuur in zijn geheel niet goed- de bijen tonen dit alleen aan.
Er wordt op de Meander gewerkt aan het aanplanten en onderhouden van (hoogstam)vruchtbomen en hagen, zodat bijen altijd wat bloeiends hebben om op te vliegen. De brede haag rondom de Hogenenk-akker bestaat uit inlandse struiken en bomen met een zo lang mogelijke bloeitijd. De vakken groenbemester die meedraaien in de vruchtwisseling zit bovendien vol verschillende soorten bloeiende klaver, en door het inzaaien van bloemstroken wordt de tafel rijkelijk gevuld voor bijen en andere insecten.
Op dit moment worden de bijenvolken gehouden door Jan Net.
“Er is geen boerderij compleet als de boer geen imker heet” – oud boerengezegde.
“Voor de bijenteelt moet eigenlijk ieder mens de allergrootste belangstelling hebben, omdat van de bijenteelt in het leven van de mens werkelijk meer afhangt dan men denkt.”
– R. Steiner in: Over het wezen van de bijen.